Zoals de meeste grote steden wereldwijd, staat ook de stad Antwerpen voor uitdagingen zoals klimaatverandering. Met de groeiende populatie is de nood hoog voor genoeg groen in de stad. “We moeten de stad bekijken als een bos: een ecosysteem waar ook de burgers een belangrijk deel van uitmaken”, zegt Gert De Keyser van Agentschap Natuur en Bos. In de Triangelbuurt leeft die nood bijzonder sterk: uit een recente bevraging blijkt dat minder dan 30 procent van de bewoners vindt dat er voldoende natuur in hun omgeving is. Reden genoeg voor ons om in gesprek te gaan met experts die de huidige uitdagingen kennen én mogelijke oplossingen voor een groenere toekomst kennen.
De stad zien als een bos: een gesprek met Gert De Keyser (ANB)
De afgelopen jaren is de Antwerpse binnenstad zichtbaar groener geworden. Maar volgens Gert De Keyser van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is er nood aan meer samenhang en een ecologische visie die inzet op het verbinden van kleine groengebieden tot een groter, functionerend geheel. Enkel zo kan de leefbaarheid en de biodiversiteit in steden en dorpskernen verhogen. De uitdaging is om al die lapjes groen te verbinden, via ontharding, klimaatstraten, gedeelde tuinen en natuurvriendelijke bouwpraktijken. Volgens De Keyser zijn het dan ook de burgers zelf die de grootste impact kunnen hebben op de ontwikkeling van stedelijke natuur.
De kracht van de buurt
Een goed natuurbeleid kan volgens De Keyser enkel tot stand komen via een bottom-up aanpak. Geen klassiek beheerplan, maar een sociaal-ecologisch contract tussen bewoners, experts en de overheid. De overheid moet in dialoog gaan met buurtbewoners, en het beleid moet afgestemd worden op de unieke noden en dynamieken van elke wijk. Daarbij is het vooral haar rol om te faciliteren, niet te dicteren.
Om deze visie om te zetten in de praktijk lanceerde De Keyser samen met het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid zes proeftuinen doorheen Vlaanderen, voor en door buurtbewoners. Het doel is de bevindingen vanuit deze proefprojecten na anderhalf jaar te vertalen naar een breed toepasbaar beleidskader, dat op grotere schaal uitgerold kan worden.
Sint-Amandussite
Een van die proefprojecten is de Amandussite in Antwerpen-Noord. In de schaduw van de op 1 na grootste kerk van Antwerpen, de Sint-Amanduskerk, ontspruit een oase aan groen. De organisatie Commons Lab, gevestigd in de oude pasteriewoning, leidt het project in goeie banen.
In de tuin van de pastorie, die vroeger volledig betegeld was, komen nu jonge grassprietjes uit de grond. Zelfs sommige stenen van de kerk moesten eraan geloven: overal waar groen kan komen, komt er groen. Het proefproject zorgt ook voor meer voeling tussen buurtbewoner en natuur. In de buurttuin worden seizoensgroenten gekweekt en voetgangers kunnen van de frambozen snoepen die langs het hek groeien.

De gele frambozen waarvan bezoekers van de site kunnen snoepen.
De site biedt zelfs een thuis voor nieuwere buurtbewoners: een kolonie bijen. De beestjes zorgen niet alleen voor kilo’s honing voor de buurt, ook boosten ze de biodiversiteit in een voor de rest verharde buurt, waar nog veel werk aan de winkel is qua vergroening.
Op de Amandussite zijn de ambities dan ook hoog. Het volgende project: de zij-ingang van de kerk omtoveren tot een rotstuin met nestgelegenheid en drinkvoorzieningen voor vogels en insecten. Ook deze plek rondom de kerk nodigt buurtbewoners om tot rust te komen in het groen.
- In deze zij-ingang van de kerk komt een rotstuin waar vogels en insecten hun intrek kunnen nemen, en buurtbewoners tot rust kunnen komen.
Het bestuur, het beleid… en de burgers?: een gesprek met gemeenteraadslid Ilse Van Dienderen (Groen)
Zo ligt ook de politiek wakker van het goed benutten van de ruimte die we hebben. In de Antwerpse Theaterbuurt is het duidelijk: we hebben nood aan ademruimte. Maar hoe maak je plaats voor bomen, parken of fietspaden in een omgeving waar elke vierkante meter al lijkt ingenomen?
Het goede nieuws: volgens beleidsmakers en experten is er wél ruimte. Alleen ontbreekt het vaak aan durf, visie en daadkracht. “Er zijn zoveel kansen”, zegt Ilse Van Dienderen, gemeenteraadslid en voormalig districtraadslid voor Groen. “Maar dan moet je een bestuur hebben dat het echt wil.”
Een groen park? Liever een parking
Van Dienderen is scherp voor keuzes die het bestuur in het verleden maakte. Een van haar frustraties is het project rond de Schijn. Dat is een belangrijke waterloop die ontspringt in de gemeente Malle, en onder het Rivierenhof door loopt. Ter hoogte van de Singel verdwijnt hij. “Er was een plan om de Schijn volledig naar de oppervlakte én door te trekken tot Park Spoor Oost, Park Spoor Noord en het Droogdokkenpark. Dat was een unieke kans om daar een echt park van te maken, als een verlengstuk van het bestaande groen. Maar wat gebeurt er? Men behoudt de bestaande situatie, met autoverkeer en alles erop en eraan. Het is doodjammer dat dat water nu niet doorstroomt tot het centrum van de stad.” Niet enkel bomen, maar ook waterpartijen zorgen voor verkoeling in de stad. Laat dat nu net zijn wat Antwerpen de komende warme zomers zeker nodig gaat hebben.
Nochtans voorzag Vlaanderen subsidies voor die heraanleg. Het project werd geraamd op zo’n 70 miljoen euro. “Het ergste is: tegelijk steken we wel 60 miljoen euro in een tunnel onder de kaaien”, vervolgt ze. “Dat is puur autogericht. Dan denk ik: met dat budget kan je een fantastisch stadsproject op poten zetten. Eén dat écht iets teruggeeft aan de bewoners.”
Van visie naar actie
Ook dichter bij de Theaterbuurt liggen kansen voor het grijpen. Neem het beheerplan van het Stadspark. “Daarin wordt voorgesteld om van de aangrenzende Quinten Matsijslei – met name een rijstrook – een brede groene middenberm te maken”, legt Van Dienderen uit. “Dat zou betekenen: meer ruimte voor wandelaars en fietsers, minder voor auto’s. Maar om dat uit te voeren, moet je natuurlijk keuzes durven maken.”
Een ander voorbeeld? De Koning Albertstraat. “Dat is zo’n typische stadstoegang: veel verkeer, weinig groen. Waarom zou je het Albertpark daar niet gewoon uitbreiden, door letterlijk een stuk van de straat te schrappen? Denk eens op een grotere schaal. Laat auto’s buiten de stad parkeren, en laat ze overstappen op trams, de fiets of de benenwagen. Andere steden doen het ook.”
Mondige buurt
Toch ligt de verantwoordelijkheid niet alleen bij het beleid. Ook burgers hebben volgens Van Dienderen een rol te spelen. “Je hebt bewoners nodig die de lat hoger durven leggen. Die mee nadenken, mee op tafel kloppen en zeggen: ‘wij willen dit’. Als burgers druk zetten, wordt het bestuur meegetrokken.”
Zo werden er in de Seefhoek, waar Van Dienderen woont, al een aantal projecten op poten gezet met haar hulp. Er kwam een plantenslinger boven haar straat en het samenhorigheidsgevoel in de wijk nam toe. “Ik heb altijd al meer groen in de stad willen aanbieden, ook in mijn eigen buurt. Wij organiseren jaarlijks minstens één keer een speelstraat, hebben onlangs de boomspiegels – alles wat onder de laanbomen staat – meer vergroend. Daar lagen voordien gewone roosters, en die hebben wij weg gekregen. Alle kleine beetjes helpen.”
De gouden 3-30-300-regel
De nood aan groen in de stad werd in het verleden door de Nederlanders al gebundeld in één begrip: de 3-30-300 regel. Elk cijfer daarvan wilt iets zeggen:
- 3: Iedere inwoner van de stad moet zicht op hebben op minstens drie bomen.
- 30: Minstens 30 procent van het grondgebied moet met bladeren bedekt zijn.
- 300: Op iedere 300 meter afstand moet een buurtpark aanwezig zijn waar buurtbewoners in de natuur kunnen vertoeven.
Bron: Stad in Cijfers
Die regel schetst niet enkel de ideale situatie, maar toont ook aan dat er nog veel werk aan de winkel is in de stad. “Antwerpen is heel erg verhard. Als we willen dat die regel van toepassing is, gaan we hard moeten inzetten op laanbomen. Die grote massieve bomen moeten bewaard blijven”.
Zo bestaat er ook zoiets als toekomstbomen: dat is een specifieke aanpak binnen het stedelijk groenbeleid waarbij bepaalde jonge bomen geselecteerd worden om op lange termijn uit te groeien tot grote, waardevolle bomen. De bomen krijgen extra zorg, ruimte en bescherming zodat ze kunnen uitgroeien tot de “reuzen van de toekomst”.
Is er genoeg groen in de Triangelbuurt?
De vraag die rest, is dus: zijn de bewoners van de Triangelbuurt tevreden met de hoeveelheid natuur? De cijfers leggen grotendeels het antwoord al bloot. Bij een bevraging van Stad Antwerpen bleek dat minder dan de helft van de inwoners daar volmondig “ja” op kon zeggen.

Bron: Stad In Cijfers
Bij de heraanleg van het Theaterplein even geleden verscheen er wel een groot, nieuw stuk groen. “Ook dat was op vraag van de buurtbewoners. Zo zie je maar dat er wel naar geluisterd wordt”, aldus Van Dienderen. “Moest je dat opnieuw aanleggen, zou de ambitie voor groen en meer laanbomen nog groter worden. Er moet natuurlijk ook ruimte voor de markt bewaard blijven, maar bedenk je bijvoorbeeld wat de mogelijkheden zijn. Een daktuin op de Stadsschouwburg zou geweldig zijn”.
Ook de Botanische Tuin en de binnentuin van het ZAS Elisabeth zijn twee niet weg te denken groene plekken in de stad. Maar ook het voortbestaan daarvan lijkt een twijfelgeval: “De eigenaar van het hotel naast het ZAS en de Botanische Tuin wil die twee plekken kopen. Het zou zonde zijn om die te verliezen aan één iemand die alles opkoopt. De boodschap aan buurtbewoners is dus om waakzaam te blijven. Koester hetgeen wat je hebt en laat je stem horen.”
Stadsvergroening die smaakt: een gesprek met Dieter Meeuwis (Plukgeluk)
“Hoe kunnen wij impact hebben op zoveel mogelijk kinderen?” Dat vroeg Dieter Meeuwis zich vier jaar geleden af. Het antwoord vond hij op Linkeroever. Onder de naam ‘Lekkeroever’ bouwde hij, vanuit zijn organisatie Plukgeluk, een stadstuin waar kinderen en natuur samen groeien en (open)bloeien.
Dieter Meeuwis begon Plukgeluk in Vremde, op een boogscheut van Antwerpen. Enkele jaren later realiseerde hij zich dat hij het meeste verschil kon maken op een plek die niet in het groen, maar in het grijs ligt. Tussen de appartementsgebouwen en scholen creëerde hij een plek die even wild als welkom is, even leerzaam als levend, en zo een blauwdruk vormt voor een groene benadering van stedelijk leven.

Dieter in zijn element op Lekkeroever.
Huisje, boompje, beestje
‘Lekkeroever’ is ontworpen om kinderen midden in de stad ook te laten opgroeien met de natuur. Inmiddels komen drie van de vijf scholen van de wijk over de vloer. “Ze komen hier van hun drie tot twaalf jaar. Ze leren voelen, ruiken, proeven, planten, zaaien en ontdekken hoe alles in de natuur met elkaar samenhangt.” En het blijft niet binnen de schooluren. “Kinderen komen hier ook in hun vrije tijd. Ze kennen de plek.”

Het fruit op de site.
Het verliep niet zonder slag of stoot. “In het begin dachten mensen: daar komt een slordige wildernis”, herinnert Dieter zich. “Er kwam zelfs een petitie tegen het project.” Hij vroeg om geduld en na twee jaar was het tij gekeerd. “De buurt wil nu niet meer dat we weggaan. Als we morgen zouden verdwijnen, denk ik dat ze een nieuwe petitie starten. Dit keer om ons te houden.”
Nood aan natuur
De succesformule? “Sommige stukken laten we wild, andere houden we bewust netjes. De kruidentuin en de bloementuin zijn verzorgd en daartussen mag de natuur haar gang gaan.”
Wat Plukgeluk doet, kan volgens Dieter ook op andere plekken in de stad. “Luchtbal, Kiel, Arenawijk… Al die wijken hebben ruimte, kinderen en nood aan natuur. Wij hebben de kennis, de materialen en de ervaring. Met Linkeroever erbij heb je dan de vier belangrijkste uithoeken bereikt. En rechteroever blijft meer dan welkom.” Het model op Linkeroever heeft dus een sterk kandidatuur om de blauwdruk te worden voor de andere plekken in Antwerpen. Het is nu aan de stad om het te weerhouden. “We draaien voorlopig op giften van filantropen. Maar dat houdt geen jaren stand. De stad zou dit kunnen opnemen, als ze het durft.”
Plaats voor de bomen én de beesten: een gesprek met Jens Verwaerde (Natuurpunt)
Het is dus duidelijk: Antwerpen is een harde stad. Misschien soms té hard. Maar ze heeft ook nog een zacht kantje. Doorheen de longen van de stad, tussen verkeersaders en appartementsblokken, sluimert nog een andere wereld. Eentje van vleermuizen, egels, rupsen en zwaluwen.
Volgens Jens Verwaerde van natuurbeschermingsorganisatie Natuurpunt begint alles bij het juist benoemen van natuur. Niet elk groen in de stad is meteen natuur. “Alles wat spontaan optreedt zonder menselijke hulp.” Zo is een straatboom geen natuur maar de vliegen en vogels die daarin leven wel. “Kortom, alles wat de mens binnenbrengt is geen natuur”, vertelt de natuurbeheerder.
Natuurbeheer is daarom meer dan “alleen iets met groen”. “Dat de omstandigheden, de grond, schaduw en grondwater voldoende ongestoord zijn, zodat bepaalde planten zich voortplanten”, benadrukt hij. Dat betekent onder andere: geen overbemesting, voldoende regenval en schaduwzones. “Je hoopt dat die planten en dieren dan terugkeren.”
Bomen van belang
“Als op de leien de bomen weg zijn dan zal de kostprijs van een woning daar halveren. De rijtjes van bomen geven een soort sfeer en gezelligheid en bieden een extra aan een woning en het gevoel.” De 3-30-300-regel, die werd aangehaald, vat het ideaal samen. Maar in dichtbebouwde wijken zoals Borgerhout is dat moeilijk haalbaar. “Eigenlijk zou er een oplossing moeten komen tussen twee kerstbomen op de Grote Markt en een wildernis in Antwerpen.”
Beleid en beslissingen
Het beleid begint te verschuiven. Er is een Groenplan in Antwerpen. Als alle richtlijnen en acties uit het Groenplan gerealiseerd worden, zal het volledige groenareaal van de stad met 3% of 187 hectare groeien t.o.v. 2017. Maar liefst 6% of 358 hectare groen zal extra juridisch beschermd worden als groengebied en nog eens 15% of 819 hectare zal kwalitatiever worden dankzij een nieuwe inrichting of beter beheer.
Het einddoel is een systeem van grootschalige groengebieden die de stad verlevendigen en de bewoners overal in de stad toegang geven tot aangename groene landschappen. Zo wil de stad een duurzame leefomgeving creëren voor mens, plant en dier, nu en in de toekomst.
Daar horen ook onthardingsprojecten bij. Maar het blijft een strijd tussen economie, ruimtegebrek en visie. “De druk om ruimtes economisch op te vullen is groter, zo zal een gemeente sneller beslissen om een ‘duurzame’ woning te bouwen voor senioren dan voor een stukje natuur te zorgen.”
Ruimtelijke ordening, ook voor dieren
In een stedelijke omgeving zijn er talloze obstakels. Verharding, versnippering, huisdieren. “Verhardingen op meeste plaatsen, honden die probleem kunnen vormen voor egels. Of zelfs honden die worden uitgelaten in natuurgebieden, daar kan ik echt boos van worden.”
Maar tegelijkertijd zijn er kansen, mits slimme aanpassingen: sinusmaaien, laanbomen voor vleermuizen, ruigere bermen. Dat wil zeggen dat het gras niet meteen wordt kort gemaaid, maar dat het onder de kruinen van bomen later wordt gemaaid. Zo krijgen rupsen en kruiden meer kansen.”
Nood aan water
“Men heeft beken en rivieren altijd beschouwd als afvoerbuis. Elke waterloop ligt er nog in de vorm van een rioleringsbuis”, vervolgt Jens. Wadi’s zijn een veel beter alternatief: ondiepe groenzones waarin regenwater infiltreert in de bodem. Ze zorgen voor buffering én voeden het lokale ecosysteem. “In de stad is er amper water… Met die wadi’s wordt het water opgenomen en gefilterd. Daarom is het belangrijk om bodemwater meer kansen te bieden.”
“De natuur is van zichzelf al rijk en gevarieerd. Het is vaak de mens die alles netjes en ordelijk wil maken, terwijl echte natuur zelden ordelijk is.” Wildernis is geen chaos. Het vraagt vertrouwen, geduld, en educatie.” In zijn eigen tuin laat hij varens spontaan groeien. Minder kost, meer natuur. Maar ook: gericht verbinden, infopanelen plaatsen, gidswandelingen organiseren, verhalen over het ‘t Schijn vertellen. Educatie opent ogen. “Mensen zijn vaak verbaasd als ze ontdekken dat er elf vissoorten in het Schijn zitten, of dat er vossen en steenmarters in hun straten leven. Die verwondering opent ogen.”